Eng
Gistermiddag reed ik met de bus door Puttershoek in de Hoeksche Waard langs de Suikerfabriek. In die wijk met rijtjeshuizen staat een kerk en daarnaast woonde Marijke, dochter van de dominee, met wie ik op de basisschool in de klas zat en op wie ik verliefd ben geweest. Er was een aantal voor mij aantrekkelijke meisjes in de klas en eens in de zoveel tijd sprong de verliefdheid over van de een op de ander. Geen idee waarom. Was het de leeftijd? Mijn karakter? Op de middelbare school verliep het minder frivool, daar was ik telkens achtereen verliefd op hetzelfde meisje, twee jaar voor ieder van de drie meisjes. Misschien lag daar de kiem van mijn dichterschap. Op mijn grafsteen: ‘Zijn verliefdheden hield hij geheim, toen hij ze begon te openbaren werd hem dit fataal. De rest is poëzie.’
Een keer ben ik bij Marijke thuis geweest. Heel veel later bleek ze het zusje te zijn geweest van een minister met een voorliefde voor schoenen, helaas heb ik hem toen nooit ontmoet, hij was waarschijnlijk al het huis uit. Afgelopen vrijdag zag ik hem in een talkshow en toen de camera’s op onbewaakte ogenblikken op hem waren gericht keek hij een beetje eng. Wie overigens ook in Puttershoek woont, is Martin Michael Driessen, onlangs te gast in Brommer op Zee. Ook een beetje eng. De Hoeksche Waard doet wat met je, al bewaar ik mooie herinneringen aan mijn vroege jeugd in Maasdam. Een paradijs, een kast van een huis met een grote zolder om hutten te bouwen en met treintjes te spelen – als ik ’s avonds omhoog keek in het zwarte gat vond ik dat eng – , een grote tuin met bomen om in te klimmen en een kerkhof eraan vast. Het kerkplein. Onze geschiedenis symboliseert de secularisering; toen we op mijn twaalfde in Numansdorp, eveneens de Hoeksche Waard, gingen wonen was de oude pastorie een Chinees en de nieuwe in een woonwijk. Vrij riant nog steeds, maar een bescheiden tuintje zonder ook maar een appelboom. Toen begon voor mij de duisternis, wellicht samenhangend met een naar binnen geslagen puberteit die zich soms uitte door het spelen van de clown. In een recensie van Profane verlichting onlangs op Literair Nederland word ik een ‘droeve clown’ genoemd. Er is dus weinig veranderd – en toch alles. In Maasdam durfde ik nooit zonder licht van de gang te slapen en kroop ik vaak bij mijn moeder in bed. Ik had terugkerende nachtmerries over een man met een spookachtig gezicht. Soms ook overdag meende ik hem te zien spoken rond het huis. Vrijdagavond bij de jeugdboeken in Donner was er de categorie ‘eng’. Die boeken had ik niet nodig, ik had mijn fantasie, of was het fantasie die geworteld was in de al dan niet zichtbare realiteit?
Na een wandelingetje langs ons oude huis in Maasdam, de nabije Binnenmaas – ik realiseerde me nu waar mijn liefde voor meren, het water, vandaan komt – het kerkplein en het kerkhof at ik een patatje bij de cafetaria waar we vroeger altijd patat haalden, op een kruk met uitzicht op het huis. Bij de bestelling zei ik tegen het meisje: ‘Doe maar een patatje oorlog. Er is al oorlog, dus dit kan er dan ook nog wel bij.’ Ze keek blanco. Misschien begreep ze het niet, ze wist niet dat er oorlog was, het interesseerde haar niet, ze vond het geen leuk grapje, of ze was te gefocust op de bestelling.
Terug in Rotterdam gingen mijn zwager en nichtjes naar de kermis in het Spinozapark. De afgelopen week hoorde ik elke keer gegil als ik mijn deur uitstapte of op het balkon stond en boven de tegenoverliggende flat was een toren waar vanaf de middag tot de avond een fel gekleurd ronddraaiend ding naar boven en beneden ging. Kermis als flirt met de dood, zo had ik het eens beschreven (en is gematigde romantiek dat niet eveneens?) Elders oorlog, hier ook af en toe gillen – van plezier. Wat betreft oorlog en vrede, soms zit er geen voormalig Oostblok maar slechts een muur tussen. Naast allerlei nieuwerwetse draaidingen waren ouderwetse attracties als een rups, de schietkraam en botsauto’s vertegenwoordigd, maar wederom geen spookhuis. Daarom bekeek ik ’s avonds in plaats daarvan Suspiria (1977) van Dario Argento, over een behekst huis in Freiburg in het Zwarte Woud. Eng, maar geen streep licht nodig toen het tijd was om te gaan slapen. En mijn moeder was hoe dan ook elders. Zo moeten we ook alleen de dood in de ogen kijken.
Reacties
Een reactie posten